Faunabeheerplan, deelplan Knobbelzwaan en Smient
2024-2029
Door Gedeputeerde Staten van Groningen vastgesteld op 26-11-2024
Inhoud
1. Faunabeheerplan 2024-2029
2. Knobbelzwaan (Cygnus Olor)
3. Smient (Anas Penelope)
3.1 Voorkomen en trend in Nederland
3.1 Voorkomen en trend in Nederland
3.3 Voorkomen en trend in de provincie Groningen
3.4 Staat van instandhouding
3.5 Wettelijke status en provinciaal beleid
3.6 Beschrijving van schade aan erkende belangen
3.7 Gevoerd beheer periode 2014-2018
3.8 Noodzaak beheer periode 2019-2024
1 Faunabeheerplan 2024-2029
1.1 Deelplan knobbelzwaan en smient
1.2 Horen wbe’s
Alvorens dit faunabeheerplan is vastgesteld door het bestuur van de FBE Groningen zijn in een formele hoorzitting op 4 december 2023 de WBE’s in Groningen gehoord.
Van deze bijeenkomst is een verslag gemaakt en daarin is opgenomen welke opmerkingen wel of niet zijn overgenomen in het plan.
2. Knobbelzwaan (Cygnus Olor)
2.1 Voorkomen en trend in Nederland
Als broedvogel.
De meeste knobbelzwanen broeden in de laaggelegen delen van het land, vooral in open graslanden met veel sloten in het veenweidegebied. Rond meren en plassen treden soms concentraties op. Veel knobbelzwanen zijn nazaten van om hun dons gekweekte vogels. De laatste van zulke ‘zwanendriften’ werden rond 1965 opgedoekt. Losgelaten vogels en hun nazaten vormden een groeiende en zich uitbreidende broedpopulatie. Intensieve vervolging remt deze ontwikkeling regionaal af. De broedpopulatie wordt ook gereguleerd door koude winters die zowel wintersterfte veroorzaken als slechte broedprestaties, door verzwakte conditie van broedvogels. Zie figuur 1 voor de verspreiding van de knobbelzwaan in Nederland. De broedpopulatie werd in de periode 2018 – 2020 geschat op 7.200 – 9.300 knobbelzwanen (bron: www.sovon.nl).
Als niet broedvogel
Om de vleugelrui veilig door te brengen, zoeken knobbelzwanen grote open wateren op. Op de Randmeren, in het IJsselmeergebied en Deltagebied ruien in de zomer duizenden exemplaren, waaronder ook vogels uit het westen van Duitsland. In de herfst zoeken grote aantallen de Randmeren op om te profiteren van de gunstige voedselsituatie met veel waterplanten. In het winterhalfjaar zijn veel knobbelzwanen te vinden in open graslandgebieden in Laag-Nederland. Koud winterweer leidt tot enige verplaatsingen, meestal binnen Nederland maar soms tot in Frankrijk. Tegelijk kan dan een influx van oostelijke vogels optreden. In het late voorjaar vormen zich plaatselijk groepen onvolwassen vogels, die vervolgens in mei-juni naar de ruigebieden vertrekken. De landelijke aantallen namen lange tijd toe in het voetspoor van de toenemende eigen broedpopulatie. Sinds 2000 stabiliseren de aantallen of nemen ze licht af. In de winterperiode bedraagt het geschat aantal knobbelzwanen in Nederland tussen de 41.700 en 48.400 (2016-2021)
Voor de verspreiding van de knobbelzwaan in Nederland, zie onderstaand figuur.

Figuur 1 Verspreiding van de knobbelzwaan in Nederland, links als broedvogel en rechts als niet-broedvogel Bron: Sovon
2.2 Voorkomen en trend in de provincie Groningen
In de provincie Groningen komen knobbelzwanen verspreid over de gehele provincie voor. Opvallend is dat het voorkomen als broedvogel en als niet broedvogel ongeveer dezelfde gebieden betreft. Zowel de trend als broedvogel en als niet broedvogel in de provincie Groningen is een sterk toenemende trend. Als niet broedvogel is deze trend een paar jaar stabiel geweest maar sinds 2010 neemt deze weer toe. (Bron: Sovon)

Figuur 3 Verspreiding van de Knobbelzwaan in Groningen, links als broedvogel en rechts als broedvogel. Bron Sovon
2.3 Staat van instandhouding
De Staat van Instandhouding (SvI) is een maat voor de duurzaamheid van een populatie. De methodiek is ontwikkeld voor gebruik ten behoeve van de Habitatrichtlijn en kent vier hoofdaspecten die worden meegewogen bij een beoordeling: verspreiding, populatie, leefgebied en toekomstperspectief. Hoewel de Vogelrichtlijn het begrip SvI niet als zodanig kent wordt deze methode ook gehanteerd voor de beoordeling van de staat van instandhouding van vogelsoorten, waaronder in het Natura 2000- doelendocument (LNV 2006). In de Wet natuurbescherming wordt het begrip SvI wel expliciet gehanteerd in relatie tot soorten van de Vogelrichtlijn. Zo mag een provincie alleen ontheffing verlenen van verboden van de Wet natuurbescherming wanneer de maatregel waarvoor de ontheffing is verleend niet leidt tot een verslechtering van de SvI van de betreffende vogelsoort.
Als niet-broedvogel is de (toekomstige) staat van instandhouding van de knobbelzwaan in Nederland beoordeeld als gunstig (bron: https://www.sovon.nl/nl/soort/1520).
Als broedvogel is de (toekomstige) staat van instandhouding van de knobbelzwaan in Nederland beoordeeld als gunstig (bron: https://www.sovon.nl/nl/soort/1520).
De staat van instandhouding (svi) van de knobbelzwaan in de provincie Groningen.
De svi van de knobbelzwaan in Groningen wordt op de Sovon website niet weergegeven.
Derhalve hierbij de beoordeling van de svi van de knobbelzwaan in Groningen als broed- en niet-broedvogel door de FBE Groningen:
Populatie : gunstig, zie figuren 4 in dit rapport.
Verspreiding : gunstig, zie figuur 3 in dit rapport
Leefgebied : gunstig, het leefgebied voor de knobbelzwaan in Groningen is voldoende groot en van
voldoende kwaliteit.
Toekomst : voor alle drie de criteria, populatie, verspreiding en leefgebied, is het
toekomstperspectief gunstig.
2.4 Wettelijke status en provinciaal beleid
De knobbelzwaan is voor de provincie Groningen niet opgenomen als instandhoudingsdoel van de Groningse N2000-gebieden en is niet opgenomen in ander provinciaal beleid.
In de Beleidsnotitie Fauna en Flora 2018 geeft de provincie Groningen aan, dat de provincie, voor soorten die niet in hun voortbestaan worden bedreigd en jaarlijks meer dan € 25.000,- aan schade veroorzaken, ruimere bestrijdingsmogelijkheden biedt. Daarbij wordt in overleg met betrokken partijen bepaald welk juridisch instrument het meest passend is.
2.5 Beschrijving van schade aan erkende belangen
In onderstaande figuur is de getaxeerde gewasschade veroorzaakt door knobbelzwanen per WBE in Groningen weergegeven in de periode 2019 t/m 2023. In deze periode is het bedrag aan totale getaxeerde schade per jaar niet boven € 25.000,- uitgekomen.
2.6 Gevoerd beheer afgelopen periode
In de afgelopen beheerperiode zijn er geen beheermaatregelen met het geweer uitgevoerd.
Ter voorkoming en/of beperking van schade zijn in bepaalde gebieden, via de wbe’s, zwanenverjagers actief geweest voor het verjagen van knobbelzwanen met gebruikmaking van een vogelafweerpistool.
2.7 Noodzaak beheer periode 2019-2024
Gelet op de huidige schade worden voor de komende beheerperiode voor de knobbelzwaan vooralsnog geen beheermaatregelen (met het geweer) voorgesteld.
In de afgelopen planperiode is het bedrag aan totale getaxeerde schade jaarlijks niet boven de
€ 25.000,- uitgekomen. Derhalve zijn op grond van de Beleidsnotitie Fauna en Flora 2018 geen ruimere mogelijkheden voor schadebestrijding mogelijk.
Indien in de komende jaren het jaarlijkse schadebedrag wel boven € 25.000,- uitkomt, zal de FBE met een aanvulling op dit plan komen.
3. Smient (Anas Penelope)
3.1 Voorkomen en trend in Nederland
De smient komt in de herfst- en winterperiode algemeen en talrijk voor in Nederland. Broeden doet hij vooral in Scandinavië en Rusland. De eerste doorstrekkers en overwinteraars arriveren al in september, in maart en april verlaten de meeste smienten ons land.
Als broedvogel is de soort in Nederland bijzonder schaars, om deze reden behandelen we in dit plan alleen de smient als niet-broedvogel.
Smienten zijn het talrijkst in de maanden november tot en met maart, maar per winter treden er verschillen in aantallen op. Bij de inval van strenge vorst en zware sneeuwval vertrekt een deel van de vogels naar Engeland of Frankrijk, in zachte winters blijven grote aantallen in Nederland. Concentraties treden op zowel nabij zoute wateren (Waddengebied, deel van Deltagebied) als zoete wateren (open graslandpolders). De landelijk getelde aantallen namen tot ongeveer 1990 toe maar dalen weer vanaf 2000. De afname werd aanvankelijk toegeschreven aan verschuivingen in winterverspreiding, iets wat bij verschillende watervogels reeds is vastgesteld. Maar bij de Smient laten nieuwere analyses laten zien dat vooral het afgenomen broedsucces in de noordelijke broedgebieden de populatie onder druk zet.
3.2 Seizoensvoorkomen
3.3 Voorkomen en trend in de provincie Groningen
De populatie smienten in de provincie Groningen neemt al sinds 1975 licht af. Dit komt redelijk overeen met het landelijke patroon.
3.4 Staat van instandhouding
Voor de beoordeling van de gunstige staat van instandhouding (svi) moet worden aangesloten bij de definitiebepaling van dit begrip in artikel 1.1 van de Wnb. Daarin is een gunstige staat van instandhouding gedefinieerd als een staat van instandhouding waarvoor geldt dat uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven, het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden, en er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden.
Beoordeling van de staat van instandhouding (svi) van de smient in de provincie Groningen.
De svi van de smient in Groningen wordt op de Sovon website niet weergegeven.
Derhalve hierbij de beoordeling van de svi van de smient in Groningen niet-broedvogel door de FBE Groningen:
Populatie : matig ongunstig, zie figuren 3 (rechts) in dit rapport.
Verspreiding : gunstig, zie figuur 3 (links) in dit rapport
Leefgebied : gunstig, het leefgebied voor de smient in Groningen is voldoende groot en van
voldoende kwaliteit.
Toekomst : matig ongunstig, op bas van de populatieontwikkeling.
3.5 Wettelijke status en provinciaal beleid
De smient is als instandhoudingsdoelsoort aangewezen voor de N2000 gebieden Lauwersmeer, Leekstermeergebied, Waddenzee en Zuidlaardermeergebied
In de Beleidsnotitie Fauna en Flora 2018 geeft de provincie Groningen aan, dat de provincie voor soorten die niet in hun voortbestaan worden bedreigd en jaarlijks meer dan € 25.000,- aan schade veroorzaken, ruimere bestrijdingsmogelijkheden biedt. Daarbij wordt in overleg met betrokken partijen bepaald welk juridisch instrument het meest passend is.
3.6 Beschrijving van schade aan erkende belangen
In onderstaande grafiek is de getaxeerde gewasschade veroorzaakt door smienten in Groningen weergegeven met betrekking tot de periode 2014-2018. In deze periode is het bedrag aan totale getaxeerde schade per jaar niet boven de € 25.000,- uitgekomen.
3.7 Gevoerd beheer periode 2014-2018
In de afgelopen beheerplanperiode heeft in de provincie Groningen geen beheer (schadebestrijding) van smienten plaatsgevonden. Ter voorkoming en/of beperking van schade zijn voornamelijk preventieve en werende middelen toegepast en persoonlijke verjaging.
3.8 Noodzaak beheer periode 2019-2024
Gelet op de huidige jaarlijkse schade door smienten in Groningen worden voor de komende beheerperiode voor de smienten vooralsnog geen beheermaatregelen voorgesteld. In de afgelopen planperiode is het bedrag aan totale getaxeerde schade gemiddeld ca. € 15.000. Daarom zijn op grond van de Beleidsnotitie Fauna en Flora 2018 geen ruimere mogelijkheden voor schadebestrijding mogelijk.
Indien in de komende jaren het jaarlijkse schadebedrag structureel wel boven € 25.000,- uitkomt, zal de FBE met een aanvulling op dit plan komen voor schadebestrijding met het geweer.